dinsdag 24 april 2012

De Rebellen - Write Now! 2012

Mijn inzending voor de schrijfwedstrijd Write Now! Kijk voor meer informatie op: www.writenow.nu

Ineens was er die ene knal. Mijn ogen worden onmiddellijk getrokken naar de mensen met vuurwapens in hun handen. Ze schieten in de lucht. Zonder na te denken verschuil ik mij achter de bosjes. Niet de meest innovatie schuilplaats, maar het is beter dan niets.
De harde knal moet mijlenver te horen zijn. Al snel volgen er meerdere. Bij elke afgevuurde kogel staat mijn hart stil. Mijn handen zijn op mijn oren gedrukt, maar aan het geluid is niet te ontkomen. Naast mij ligt een gewonde vogel die waarschijnlijk geraakt is door één van de kogels. Elk schot is er één teveel. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen?
Mijn telefoon licht op bij elke tweet die er binnenkomt. De rebellen zijn ongetwijfeld een trending topic. Ik kan het mij niet veroorloven mij in de discussie te mengen. Ik kan het niet voor elkaar krijgen te bewegen. Ik wil niet weten wat er gebeurt, want dat is alleen maar een bevestiging dat dit echt is.

Toen ik de eerste beelden op het internet had gezien, dacht ik dat het een stunt was. Gewoon promotie voor een gewelddadige film. Het begon allemaal in een land waar ik toen nog nooit van gehoord had. De rebellen brachten een revolutie met zich mee. Hopend op een betere toekomst gooiden zij de corrupte regering omver. Het had een positieve verandering voor de hele wereld moeten worden.
Mensen begonnen zich wereldwijd steeds machtiger te voelen. Het was mogelijk om je af te zetten tegen het regime. Daarvan waren wij stuk voor stuk ooggetuigen. Een van de positieve effecten was dat de gepeste jongen in mijn klas ineens voor zichzelf op kwam. Hij was vast niet de enige. Dit bracht een glimlach op mijn gezicht. Het ‘is niet mogelijk’ was niet langer een optie en dat voelde geweldig! Pas nu besef ik hoe naïef ik was geweest.

Het duurde even voordat ik door had dat dit nieuwe zelfvertrouwen niet altijd positief uitpakte. Zelfs toen fragmenten van hooligans en opstandelingen in het nieuws kwamen zocht ik er niets achter. Het waren allemaal gebeurtenissen die zo ver van mij afstonden. We kunnen wel zeggen hoe erg we het vinden voor de slachtoffers, maar wanneer we zelf de dupe zijn beseffen we pas hoe erg het echt is.

De wereld werd pas echt geschokt toen een groep Amerikanen een aanval dreigde te plegen op hun president. Als de beveiliging ze niet gestopt had, was het nog gelukt ook. De wereldmacht werd niet langer bedreigd door het Midden-Oosten of de economische positie van China, maar ook door landgenoten. De aanval op de president werd een grote mediahype. Je kon niet om de gebeurtenis heen. Ik durf te wedden dat deze aanval de rebellen in ons land geïnspireerd heeft.

Uit nieuwsgierigheid duw ik de bosjes een beetje opzij. Ik zie de rebellen van zo dichtbij dat mijn hart bonst in mijn keel. Als soldaten marcheren ze massaal op het midden van de straat. Niemand durft de straat nog op, dus veel auto’s rijden er niet. Wanneer een enkeling toch zo moedig is de auto te pakken worden ze met een kogel door hun ruit gestraft. Ik zweer dat ik een ontspoorde auto hoor. Zeker weten doe ik het niet, want ik focus mij op het inhouden van mijn adem. Was dat niet wat ze in films ook deden?
Nu ik de opstandelingen beter kan zien valt het mij op dat ze alledaagse kleding dragen. Niet zo verschillend als jou en mij. Ik zie rokken, skinny jeans en doodgewone spijkerbroeken voorbij komen. Het enige wat ze anders maakt zijn die verschrikkelijke wapens en een button vastgespeld op hun shirts. Deze buttons bevatten een stripfiguur van de Koningin met een groot rood kruis er doorheen. Wie had ooit kunnen bedenken dat zo’n simpel teken zoveel angst kon veroorzaken?
Er lijkt maar geen eind te komen aan de opmars. Ik krijg het niet meer voor elkaar mijn adem in te houden. Hierdoor ga ik zwaarder ademen. Bovendien voel ik dat mijn handen klammig worden van het zweet. Ik had even bewogen om een beter zicht te hebben, maar nu zat ik weer verstijfd voor mij uit te staren. Hopend dat ik niet gezien werd. Ik wil mij niet inbeelden wat er zou gebeuren als ze mij spotten. Hoewel de opstandelingen nu alleen maar waarschuwingsschoten de lucht injoegen weet ik dat het hier niet bij zou blijven. De rebellen zijn zo overtuigd dat hun idee het beste is, dat ze iedereen die hen in de weg staat zal afmaken. Mij deden ze niet deken aan vrijheidsstrijders, maar eerder aan gevoelloze tirannen waarover ik bij geschiedenis geleerd had.

De stoet rebellen die nu langslopen zijn geen volwassenen met wapens meer. Ik kijk geschokt naar de gezichten van kinderen. Tieners die mijn leeftijd zijn of soms zelfs jonger dan ik. Een meisje kijkt angstig opzij. Onze blikken ontmoeten elkaar.
Ik val steil achterover van verbazing. Mijn hand weet in een ongelofelijke snelheid de weg naar mijn mond te vinden. Opeens voel ik mij misselijk. Alsof iemand een hoop zware stenen door mijn strot heeft geduwd.
Haar ogen kwamen mij namelijk meer dan bekend voor. Ik wil het niet geloven en dus kom ik langzaam overeind om de waarheid onder ogen te zien. Het is haar echt! Mijn beste vriendin loopt tussen de rebellen. Ze blijft angstig staan, terwijl anderen op mij afkomen. ‘Sorry,’ zegt ze geluidloos. De tranen springen in mijn ogen. Ik ben niet eens meer bang wat er met mij gaat gebeuren, maar ik voel mij rot over wat er met haar gebeurd moet zijn.
‘Waarom?’ is alles wat ik op dit moment kan zeggen. Wat ik eigenlijk wil vragen is waarom ze tussen de rebellen loopt. Heeft ze zich echt bij hen aangesloten? Mijn vriendin zou haar nooit uit eigen vrije wil aansluiten bij een groep die met zoveel geweld hun doel probeert te bereiken. Ze is zoveel beter dan dat.

Twee klasgenoten sleuren mij overeind. Nog geen minuut geleden liepen ze naast mijn beste vriendin. Mijn ogen blijven op haar gericht, maar zij heeft haar blik allang afgewend.
‘Aafke!’ schreeuw ik met al mijn kracht. Mijn vriendin reageert niet op haar naam. Het lijkt er op dat ze er alles aan doet om mij te ontlopen. Aafke rent snel achter de anderen aan. Ik probeer los te komen, maar de jongens die mij vasthouden zijn zoveel sterker.
‘Sluit je bij ons aan Zoë,’ stelt een van de jongens voor.
Ik kijk koppig weg. Nooit! Ik wil geen onderdeel uitmaken van een groep die zo gewelddadig is dat ze tot alles in staat zijn.
Mijn klasgenoten beginnen harder in mijn armen te knijpen en slepen mij mee. Ik heb mijn ogen op Aafke’s rug gericht. Ik wil haar naam nog een keer roepen, maar voordat ik nog maar een woord kan uitspreken houdt een van de jongens een hand voor mijn mond. Terwijl ik in zijn vingers bijt, kijk ik hem boos aan. Hij vloekt en haalt zijn hand onmiddellijk weg.
‘We laten je los als je besluit lid te worden van ons,’ krijg ik te horen.
Even kijk ik achterom naar het huis van mijn ouders. Niemand durft naar buiten te lopen. Waarschijnlijk zal dit de laatste keer zijn dat ik deze straat zal zien.

In de verte hoor ik ineens geschreeuw. Die ene schreeuw is als een teken voor de rebellen. Vanaf dat moment wordt ieder schot afgewisseld met de uitspraak ‘weg met het Koningshuis! Weg met de regering!’
Zonder waarschuwing stopt het schieten. Even denk ik dat ik doof ben geworden door alle harde knallen, maar dan staat de hele rij ineens stil. Ik weet niet wat er enger is. De schoten of deze mysterieuze stilte. Ik ben zo bang voor wat er komen gaat.
‘Aafke, help mij,’ fluistert ik zacht.
Mijn vriendin heeft haar hoofd naar beneden gericht. Alsof ze ieder stukje asfalt telt. Ik probeer het droog te houden. Waarom zit ik in deze situatie? Uiteraard ben ik niet tegen het Koningshuis of de regering, maar is dat dan echt zo verkeerd? Ik heb net zoveel recht op een mening als deze opstandelingen!

Een man met zwarte krullen en een leren jas komt mijn kant opgelopen. Hij heeft zich al in geen weken geschoren. De man doet mij denken aan de dictators uit de verre landen. Dat komt waarschijnlijk door de ijskoude blik in zijn ogen of misschien door het geweer in zijn handen. Stiekem vraag ik mij af hoe de opstandelingen aan deze wapens gekomen zijn. Gelijk nadat deze vraag in mij opkomt besluit ik dat ik het antwoord niet eens wil weten.

Wanneer de man voor mij staat word ik onmiddellijk losgelaten. Ik kijk de man recht in zijn ogen aan. Wat ik daar aantref is zo angstaanjagend dat ik mijn blik snel afwend. Toch kan ik het niet laten hem weer aan te kijken. Ik mag niet opgeven!
‘Er is mij verteld dat jij voor problemen hebt gezorgd, meisje,’ zegt de man met een sinistere stem.
Ik onderdruk een koude rilling en antwoord: ,Ik heb niets gedaan!’
‘Zoë hier is een stout meisje,’ zegt één van de jongens. Waarschijnlijk probeert hij stoer te doen en heeft hij niet door dat deze opmerking wel eens mijn leven kan kosten.
 ‘Luister meid, als ik jou was zou ik ons geen problemen brengen!’ roept de man. Hij duwt mij omver en wil weer teruglopen.
‘Problemen?! Daar zorgen jullie wel voor!’ roep ik in een opwelling. De eerste traan stroomt over mijn wang.
‘Jullie dwingen Aafke en andere kinderen zich bij jullie aan te sluiten. Voor wat eigenlijk?! Denken jullie nou echt dat jullie de Koningin kunnen vermoorden? Waarschijnlijk is ze allang op de vlucht.’
‘De jonge dame heeft pit,’ zegt de man terwijl hij zich weer omdraait.
‘De Koningin en de minister-president kunnen geen kant op. Net als jij. Onze mannen hebben alle grenzen bewaakt. Wij zijn maar een klein deel van de rebellen. Sluit je bij ons aan of je zult er nog spijt van krijgen,’ dreigt de man.
Onmiddellijk richt hij zijn geweer op mij. Mijn ogen worden groot van angst. Ik kan alleen nog maar stotteren.
‘Laat Aafke gaan en ik sluit mij bij jullie aan,’ weet ik amper uit te brengen.
Even blijft de man stil, maar dan schiet hij. Het schot is meteen raak. Ik heb nog nooit zo’n pijn gevoeld. Mijn ringtone wordt even overschaduwd door een schreeuw. Dan schakelt mijn telefoon de voicemail in.
‘Zoë! Waar ben je?! Waarom ben je niet in je kamer?! Kom onmiddellijk naar huis. Schat, ik houd van je, maar het is gevaarlijk buiten. Alsjeblieft, kom naar huis,’ antwoord mijn moeder na de piep.
Als ik mijn ogen dichtdoe zie ik niet dat kinderen om mij heen allemaal in schok zijn. Ik zie de tranen die uit Aafke’s ogen komen niet. Ook het schuldgevoel dat ze eeuwig met zich meedraagt zal voor mij altijd een geheim blijven. Op de achtergrond hoor ik geschreeuw en openzwaaiende deuren. Langzaam ebt dit weg naar de stilte. Wat ik wel zie is een vredige plek waar iedereen elkaar in zijn waarde laat. Het paradijs waar mijn vriend en ik kunnen leven als Adam en Eva. Ik zie alle mensen die ik lief heb. Allemaal lachen ze mij toe, zo ook Aafke. Ik voel een warm gevoel in mijn buik. Ik geloof niet dat het komt door de warmte van het bloed. Wanneer ik mijn ogen nog even opendoe zie ik Aafke naast mij zitten. De rest van de stoet opstandelingen is al doorgelopen. Haar tranen op mijn gezicht is het laatste wat ik ooit zal voelen. Ik sluit mijn ogen en dan is het allemaal over.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten